[et_pb_section fb_built=”1″ _builder_version=”3.17.6″][et_pb_row custom_padding=”0|0px|18.9531px|0px|false|false” _builder_version=”3.17.6″][et_pb_column type=”4_4″ _builder_version=”3.17.6″ parallax=”off” parallax_method=”on”][et_pb_text _builder_version=”3.17.6″]

Dit jaar leerde ik Dikkie kennen toen ik per ongeluk terecht kwam in een bestuursbaantje. Als founding partner van een van Nederlands snelgroeiende architectenbureaus van het moment, bracht Dikkie een expertise aan tafel, waar je u tegen zegt.
Niet over architectuur – vast ook, maar daar wist ik niets van – maar vooral als iemand die vanuit een toppositie de tijd neemt podium te creëren voor jonge architecten. Ik mocht Dikkie een aantal vragen stellen.

De Meester is een promotieprijs. Kun je daar iets meer over zeggen? Wat is het belang van de prijs?
De Meester is in het leven geroepen om jonge afstudeerders een podium te geven. Het is namelijk één ding om goed af te studeren maar daarna hangt je slagen als zelfstandig architect en/of stedenbouwer af van de mate waarin je werk of jij als professional door potentiele klanten wordt omarmd. Door alle genomineerden de kans te geven om zich aan een groter publiek te presenteren en door ze daadwerkelijk ‘en public’ de discussie te laten aangaan met een jury hebben ze, of ze nu winnen of niet, hun publieksentree gemaakt. Dit is al een prijs op zich. Dit is ook de reden waarom de jury niet alleen uit vakgenoten bestaat maar ook uit een representant van de pers en iemand uit de culturele en/of de wetenschappelijke sector.
De winnaar krijgt een bedrag waarmee hij of zij zich verplicht om dit te gebruiken voor de promotie van zichzelf of het werk. Daarnaast krijgt de winnaar een wisselbokaal. Dat wil zeggen dat deze aan het eind van het jaar, tijdens De Avond van De Meester, moet worden overdragen aan de nieuwe winnaar. Met die overdracht wordt ook verwacht dat gepresenteerd wordt wat er met het geldbedrag is gedaan. Hierdoor wordt ook aan het publiek de impact van de prijs getoond.

 

Jij bent founding partner van een groot kantoor. En we weten dat grote kantoren veel werk hebben en jouw kantoor ook, je bent dus hartstikke druk. We weten ook dat juryvoorzitter veel werk is (jury vinden en dergelijke) en toch doe je het. Waarom doe je dat? Hoe denk je dat dat ligt bij andere juryleden?
Vijf jaar geleden kwam Fleur Groenendijk bij mij met de vraag of, omdat hij graag de aandacht van zijn Foundation wilde verleggen naar architectuur, ik hierbij een rol zou willen spelen. Ik heb toen voorgesteld om een architectuurprijs in het leven te roepen. Omdat de Academie van Bouwkunst in Rotterdam, aan de voorloper waarvan ik ooit ben afgestudeerd, nog geen afstudeerprijs had, hebben we aangeboden deze op te zetten. Dit is De Meester geworden. Fleur heeft volledig op mijn inzichten vertrouwd, ook toen ik erop stond dat jurering tijdens De Avond van De Meester openbaar zou moeten zijn, iets dat uitermate ongebruikelijk is. Vanwege dit nieuwe concept is het belangrijk dat de prijs en de avond staat voordat ik me terugtrek en een nieuwe voorzitter dit kan overnemen. Het is veel werk, maar ook leuk, interessant en dankbaar. Dit is het vierde jaar en ik denk dat De Meester nu enige bekendheid en status begint te genieten. Volgend jaar zal de laatste keer zijn dat ik deze rol speel, daarna is het tijd om het stokje over te dragen. De juryleden hebben natuurlijk hun eigen redenen om dit te doen, soms is het een persoonlijke gunst, soms is het concept een aansprekend podium en soms vindt men het gewoon interessant om te zien wat er zoal door jonge mensen geproduceerd wordt. Ik denk dat ik voor alle juryleden spreek als ik zeg dat in algemeenheid er een interesse in het werk en de visie van jonge architecten en stedenbouwers is en men het als een morele verplichting ziet om hen te steunen. Het is vooral aan de juryleden die hun tijd ter beschikking stellen en aan Fleur en zijn stichting te danken dat De Meester mogelijk is geworden.
De studenten van de academie hebben niet allemaal hetzelfde eindexamenonderwerp en ze studeren niet gelijktijdig af. De studenten zijn op het moment dat ze ‘groen licht’ krijgen om te gaan afstuderen zo ver dat ze zelf die keuze maken. Dit betekent dat het heel lastig jureren is als appels met peren vergeleken moeten worden. Temeer omdat het hier om zowel stedenbouw als architectuur gaat. Nog moeilijker wordt het dan voor het, deels leken-, publiek. Hierom kiezen we als jury elk jaar een centraal thema. Dit maakt het ons mogelijk om enige context te creëren voor de kandidaten, waardoor tijdens de avond een interessant debat kan ontstaan en de jurering begrijpelijk kan worden voor het publiek. Let wel, het is een thema dat niet door de kandidaten zelf is gekozen noch hoeft te worden onderschreven. Het is enkel een middel om de avond te binden.
Op de vraag of stedelijke transformatie ook een rol speelt bij de opgaven van mijn eigen bureau, kan ik alleen maar volmondig ja antwoorden. De wereld verstedelijkt steeds meer om diverse redenen. Het is een proces dat niet meer tegen te houden lijkt te zijn. Dit maakt dat de opgave om al deze mensen te huisvesten, te laten werken, te voeden en zich te laten verplaatsen, steeds ingewikkelder wordt. De vraag naar multi-programmeerbare en hogere gebouwen in een steeds complexere stedenbouwkundige context is een heel actuele. Gelukkig zijn wij gespecialiseerd in complexe opgaven dus deze opgaven vormen een mooie uitdaging.

 

In hoeverre worden de frisse visies van jonge architecten daadwerkelijk gebruikt / verwerkt bij een groot kantoor als KAAN?
Jonge mensen met frisse nieuwe ideeën zijn de levensader van ons bureau. Alleen als je in staat bent goed te luisteren en op tijd te reageren op vernieuwingen slaag je erin om een groot bureau succesvol te laten blijven. Ons bureau bestaat bijna 30 jaar. De combinatie van ervaring, een sterke werkwijze en verjonging is voor onze architectuur essentieel. Ik zeg altijd tegen mijn team, onderzoek wat ik vraag, laat me zien wat het resultaat is en als je het kan verbeteren leg dat er dan naast. Dit is de aanzet tot de dialoog waarvan je hoopt dat het leidt tot iets beters, iets wat je op voorhand niet had kunnen bedenken. Deze cadeautjes ontstaan niet vanzelf, het is geen opgelegde ingeving, het is een kwaliteit die het resultaat is van een werkwijze.

 

Architectuur lijkt als vakgebied steeds weer meer te overlappen met andere expertises. Stedelijke Transformatie als thema van de Meester 2018 maakt deze verschuiving zichtbaar. Hoe ervaar jij deze kwaliteit-prijsverschuiving naar duurzame architectuur?
De eerste architecten werden gezien als homo universalis, wat zoveel betekent als de mens die alles kan. Architectuur is altijd de discipline geweest waarin heel veel aspecten, zowel technisch, sociaal, filosofisch, politiek en economisch samenkomen. Men zegt wel dat architectuur de afspiegeling is van de maatschappij. De architect wordt altijd geconfronteerd met de vraag en mores van de omgeving. Dit is dus niets nieuws. Al een tijdje is sustainability een serieus onderdeel van de opgave. Eerst als noviteit, daarna opgelegd door wet en regelgeving en langzaam verschuift het nu naar een heel vanzelfsprekend onderdeel van het vak. Wij kunnen als mensheid technisch veel meer dan in de meeste gebouwen zichtbaar is. Wat dat betreft is architectuur nog niet eens zozeer als academisch vakgebied, maar wel als gebouwde praktijk erg traag. Dit heeft vooral te maken met verschillende belangen en natuurlijk met budget en prioriteiten. Voor mijzelf vind ik het vanzelfsprekend dat je het maximale doet wat je kunt om de klimaatverandering tegen te gaan. Dat wil overigens niet zeggen dat de gebouwen letterlijk afleesbaar ‘groen’ moeten zijn. Dit laatste heeft vaak meer met mode dan met daadwerkelijke energiezuinige resultaten te maken.

 

Het bespreekbaar maken van deze onderwerpen lijkt hiervoor een mooie tweede stap. Maar om in deze gesprekken ook het vakjargon (ook) in de architectuur vermijden, zoals discussies et cetera erover ook bij een groter publiek gaan leven.
Ikzelf probeer bij openbare evenementen altijd het jargon te vermijden, zeker dat deel van het jargon dat aan mode onderhevig is. Het is echter onmogelijk om zodra een discussie zich binnen de professie afspeelt dit jargon compleet te omzeilen omdat daarmee het professionele gesprek en in dit geval de jurering, aan een zekere inflatie gaat lijden.

 

Hoe kan het dat het lijkt dat de jurycriteria ieder jaar verschillen?
De Meester heeft altijd dezelfde jurycriteria. De jury beoordeelt of het werk maatschappelijke relevantie toont, contextuele inbedding heeft, getuigt van vakmanschap, of het werk onderscheidend is of visionair is en of het communicatief sterk is. Bij sommige jury’s wordt er strikt op toegezien dat de van tevoren gestelde criteria worden gehanteerd op de wijze waarop deze initieel bedoeld zijn. Gezien de snelheid waarmee er bij De Meester op de avond zelf gejureerd wordt, is er geen tijd om een discussie over de interpretatie aan te gaan. Door de aard en opzet van De Avond van De Meester is het is het dus aan de jury om deze criteria naar eigen inzicht te interpreteren, wat inderdaad per jaar, per jury enigszins kan verschillen.

 

 

 

Oké, dat maakt het al duidelijker. Dat waren de vragen voor nu. Thanks Dikkie, voor je tijd en inzet!

 

 

 

Veerle Absil,
Office manager FGF 

 

[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]

Hanane Metalsi De Meester, Nieuws, Pers, Publicaties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *